Bij de aanvang van de 19e eeuw werden de oesterbanken bij New York met uitputting bedreigd. Dit kwam doordat de oesters zo gulzig werden verorberd. Om uitputting te voorkomen werden oesterzaadjes en jonge oesters overgebracht uit de meer zuidelijk gelegen Chesapeake baai. Het waren vaak de vrije slaven uit de streek die zorgden voor de herbeplanting van de oesterbanken. Zij besloten toen te blijven, omdat New York hen meer vrijheid te bieden had dan Virginia en Maryland waar ze vandaan kwamen. Ze konden er niet alleen werken als vissers, maar ook als oester-straatverkopers en als uitbaters van de oesterkelders.
De uiteindelijke doodsteek voor de oesterkweek bleek de vervuiling. Al het rioolwater en het industriƫle afval werd ongezuiverd in het water gedumpt. In 1927 besloot de stad om het laatste overgebleven oesterbed in Raritan Bay voor Staten Island, te sluiten. Sinsdien is New York positief veranderd. Het water in en rondom de stad is weer zuiver genoeg om oesters te kweken. Voorlopig blijft het nog bij experimenteren. Gelukkig zijn er nog steeds oesters in New York verkrijgbaar in menig mobiel frituur, echter zijn dit vaak oesters die elders in de wereld gekweekt zijn.