Tot het einde van de jaren 1920 waren oesters voor New York zowel culinair als cultureel, alsmede economisch van groot belang. Tot op de dag van vandaag worden er nog elke dag flinke hoeveelheden oesters verorberd. Deze zijn te koop in restaurants, maar ook in food trucks en menig mobiel frituur. Tegenwoordig worden ze niet meer lokaal geoogst en zijn ze veel duurder dan vroeger.
De “Crassostrea Virginica” is de dominante oestersoort aan de oostkust van Amerika. Deze houdt van brak water en komt vooral in de mondingen van stromen voor. Oesters floreerden tot honderd kilometer stroomopwaarts in de Hudson, de East River en langs de kusten van Queens, Brooklyn, Staten Island en New Jersey. In de baai van New York lagen twee eilandjes die door de Nederlanders Groot Oester-Eiland en Klein Oester-Eiland genoemd werden, omdat het hier zo wemelde van de oesters. De eilandjes heten nu Liberty Island (hier staat het vrijheidsbeeld) en Ellis Island. Er wordt geschat door sommige geschiedkundigen dat op het moment dat de Nederlanders Nieuw-Amsterdam stichtten, de baai van New York de helft van alle oesters ter wereld bevatte.