Voordat de Europeaanse bevolking Amerika betrad at de Indiaanse bevolking grote hoeveelheden oesters. Dit was te zien aan de grote hoeveelheden oesterschelpen, die overal in New York gevonden werden. De oudste dateren zelfs van 6950 voor Christus. De eerste Europeanen die in Amerika aan land kwamen hoefden alleen maar naar het water te wandelen om hun kostje met oesters op te scheppen. Later werden boten gebruikt om alle oesters te oogsten.
Overal in de straten van New York waren oyster cellars te vinden. Deze waren herkenbaar aan de rode lamp bij de ingang. Op bijna elke straathoek stond ook een oesterkraampje. Deze verkopers grilden, stoofden of frituurden de heerlijke weekdieren. Liefhebbers van de rauwe oesters konden deze kopen in de kleurige openluchtmarkten zoals de Fulton en Washington Market.
Toentertijd waren oesters zo goedkoop dat er werd gezegd dat de arme mensen uit New York niets anders aten dan oesters en brood. In de 19e eeuw boden vele restaurants een “Canal Street plan” aan. Dit was vernoemd naar de vele oesterkelders in Canal Street. Voor slechts zes cent konden hun klanten zich vol eten aan oesters. Toch waren oesters ook zeer populair bij de rijke bewoners en toeristen in New York. Ze stonden overal op het menu, ook bij de chique restaurants. Omdat de New Yorkse oesters zo lekker waren was er tot in San Francisco en Londen vraag naar. Hedendaags is de oestervoorraad in de wateren rondom New York zeer klein geworden. Echter zijn ze hier en daar bij een mobiel frituur in New York nog steeds verkrijgbaar en worden ze nog steeds gezien als delicatesse.